Publieke software: de weg van wens naar werkelijkheid
In de beleidsbrief “Open, tenzij” roept de staatssecretaris overheden op om overheidssoftware actief openbaar te maken als open source software. Wat is eigenlijk de strategische opgave voor overheden om die beleidswens werkelijkheid te maken? Het iBestuur thuisdebat 12 november 2020 was een aftrap voor die verkenning. Daarin kwamen drie belangrijke onderwerpen aan bod: de betekenis van open source software en de motieven daarvoor, de belangrijke relatie met inkoop en ingrediënten voor een open source beleid voor overheden.
In gesprek met Ivonne Jansen-Dings (strategisch adviseur Zuid-Holland), Tamas Erkelens (programmamanager coronadata VWS) en John van Dijk (teamlead Markt en Overheid VNG Realisatie) verkende Arjan Widlak (Stichting Kafkabrigade) drie belangrijke voorwaarden om de beleidswens om overheidssoftware open te maken tot werkelijkheid te maken. Eén daarvan is een goed beeld van wat open source software is. Uit een verkeerd beeld van wat open source software is, volgen makkelijk andere misvattingen. Jansen-Dings legt uit dat open source software op de eerste plaats een verschil in rechten is. Behalve dat je de software mag gebruiken, mag je die ook gebruiken, wijzigen en verspreiden. Dat is interessant voor de overheid vanuit organisatiebelangen, “zoals het tegengaan van verspilling, het delen en hergebruiken code en het voorkomen van afhankelijkheid van leveranciers. En dat is interessant vanwege algemene maatschappelijke en economische effecten, zoals het vergroten van de innovatiekracht en de kwaliteit van de software. Maar een bijzonder belang bij overheidssoftware is dat dit het mogelijk maakt om te zien en controleren hoe de wet in de praktijk wordt uitgevoerd. In software liggen allerlei afwegingen besloten over publieke belangen en daarom is het relevant om te kunnen zien hoe dit tot stand komt.”
Veel misbegrip over open source software
Dan daagt Widlak de deelnemers uit met een quote van een architect van een grote uitvoeringsorganisatie, die slechte ervaringen zei te hebben met open source software. Een quote waarin zij verschillende misvattingen vermengt, waaronder deze: “Je hoeft het niet in te kopen, want het is gratis. Allerlei mensen in onze organisatie hebben dan ook code van Internet gebruikt die nu in onze productiesoftware zit. En pas recent ontdekte ik dat er allerlei onverwachte dingen in de licenties stonden. Bij een bepaald aantal gebruikers moet je toch betalen. En hele rare dingen, zoals dat je iemand koffie moet brengen in Cupertino.” Alle gesprekspartners bleken nodig om de verkeerde veronderstellingen naar boven te halen. Waaronder dat áls dit soort eisen gesteld kunnen worden, daaruit blijkt dat de software onder private controle staat en dus geen open source software is. Niet alles wat je kunt downloaden of inzien is open source software. De uitwisseling liet zien hoe logisch een verkeerd beeld kan klinken en dat het inzicht vraagt om zo’n beeld snel te kunnen terugvoeren op de bronnen van verkeerd begrip. (In hoofdstuk 1 van het playbook publieke software aanbesteden is een praktische beschrijving van open source software te vinden.)
De relatie met inkoop
“Organisaties die overheidssoftware actief publiek willen maken als open source software moeten niet een alleen goed begrip hebben van wat dit is, er is ook een directe relatie met de inkoop van software,” vertelt Erkelens. “Tenzij software al open source is, zul de software in eigen bezit moeten hebben wil je die beschikbaar kunnen maken als open source software of moeten eisen dat de software als open source software wordt gepubliceerd.” En dat gebeurt nu niet. Erkelens vertelt over zijn eigen ervaringen uit de tijd dat hij nog bij een softwareleverancier werkte. “Partijen die goede software maken, zijn niet dezelfde partijen die goed aanbestedingen kunnen winnen. De bedoeling was om de lasten omlaag te brengen, maar we betalen grote partijen nu dik om kleine onderaannemers te vinden. En als we dat niet doen, dan ontwijken we aanbestedingen. We huren dan geen bedrijven in , maar individuele mensen om flexibel te zijn. Maar wat we moeten doen is zelf de relatie aangaan met de partijen die niet het pakken van contracten als core business hebben, maar het maken van software.”
Je eigen markt scheppen
Voor John van Dijk gaat het wat ver om te zeggen dat de overheid een markt moet scheppen. “Dat is misschien wel een hoge ambitie. Maar we moeten wel de rol van de opdrachtgever versterken. Dat is bij open source software erg belangrijk. Bovendien is de opgave voor gemeenten een andere dan voor uitvoeringsorganisaties. Waar uitvoeringsorganisaties de software voor hun primaire processen vaak in eigen bezit hebben, is dat voor gemeenten niet zo. In de huidige situatie zijn een paar bedrijven eigenaar van software. Zij verdienen op een investering via licenties. Als je vanuit die situatie naar open source wilt, vraagt dat om een ander verdienmodel. Daar moet je een visie op hebben.”
Een open source beleid voor overheden zal dus in elk geval een aantal ingrediënten moeten bevatten; hoe je je leveranciers organiseert, hoe je risico’s inperkt en hoe je dat én je nieuwe eisen aan rechten en werkwijze vertaalt in inkoopeisen. Op die elementen moet je een samenhangende visie hebben.