Gebruik BRP bij uitvoeringsorganisaties

Lokale persoonsregistraties en de BRP

In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bracht Stichting Kafkabrigade in samenwerking in kaart hoe afnemers deze administratie in de praktijk gebruiken. De nadruk daarbij ligt op de vraag of BRP-gegevens ook lokaal worden opgeslagen, of het mogelijk is om afwijkende gegevens op te slaan en welke afwegingen ten grondslag liggen aan de gemaakte keuzes. Het resultaat is een generiek profiel in twee tabellen dat een beknopt antwoord kan bieden op deze vragen voor elke afnemende organisatie. Daarmee worden de antwoorden op deze vragen vergelijkbaar. Dit ondersteunt het doel om input op te halen voor het formuleren van een aangepaste visie op de inrichting van het stelsel van basisregistraties.

Theoretisch ideaalbeeld en praktijk

We kijken naar de praktijk vanuit een veelgehoord ideaal toekomstbeeld – elk feit altijd op één plek geregistreerd. Dit geïdealiseerd basisregistratie-concept werken we uit in hoofdstuk 3 – het theoretisch kader – en laten stapsgewijs zien met welke beperkingen rekening moet worden gehouden, die aanleiding kunnen geven tot afwijkingen van een geïdealiseerde model. We confronteren dit beeld met de implementaties in de praktijk. Dan blijkt dat de zeven door ons onderzochte organisaties – de Belastingdienst, het UWV, de SVB, het Kadaster, de RDW, de Politie en de DUO –veel overeenkomsten vertonen. Alle maken ze gebruik van een lokale persoonsadministratie – een selectie van voor hen relevante BRP-gegevens – die het startpunt is voor meerdere en vaak alle processen. Deze lokale persoonsadministraties hebben we beschreven aan de hand van kenmerken. Zo bevat elke lokale persoonsadministratie enerzijds een deelverzameling van de BRP: die mensen waarmee de organisatie een relatie heeft. Tegelijk is voor elke organisatie de doelpopulatie groter dan de BRP. Alle kenmerken en motieven worden nader beschreven in paragraaf 4.3.

Documenten

Download het eindrapport (pdf, 87 pagina's, 1,6 Mb)

Twee conclusies uitgelicht

Uit dit praktijkonderzoek blijkt dat het door BRP-afnemers afwijken van authentieke BRP-gegevens noodzaak is. Dit is noodzaak voor de organisaties zelf, voor zowel dienstverlening als handhaving en dit is noodzakelijk voor een behoorlijke omgang met burgers. In combinatie met het feit dat geen enkele organisatie een doelpopulatie heeft die overeenkomt met de BRP, betekent dit dat alleen een persoonsregistratie die organisatie-agnostisch is, ooit lokale persoonsadministraties overbodig zal kunnen maken. Het is relevant dit naar voren te halen, omdat ook in meer recente conceptualisaties, zoals Operatie BRP en de RNI het denken nog zichtbaar bepaald was door de historie. Een historie die geënt is op denken vanuit organisaties en niet vanuit de eisen die het stelsel als geheel aan de BRP als onderdeel daarvan stelt. Een geheel andere manier van denken, zoals een registratie van personen waarbij ingezetenschap een kenmerk is en waarvoor niet meerdere contacten met de overheid voorwaardelijk zijn, is nodig om van het ideaalbeeld een serieuze doelstelling te maken. Daarnaast laat de veelheid van motieven, waaronder motieven die de mogelijkheid tot afwijken wenselijk en noodzakelijk maken, zien dat het ideaalbeeld bijstelling behoeft, wil het ideaal in de werkelijkheid niet totalitair uitpakken. In een toekomstbeeld is juist ook een visie nodig op het vastleggen van aangrenzende, aanvullende en afwijkende gegevens. In die zin realiseert de huidige praktijk een aantal behoeften op organisatieniveau die op stelselniveau nog onvoldoende zijn uitgewerkt. Deze en zeven andere conclusies worden nader besproken in hoofdstuk 5.